Frans Oosterbaan werd in 1946 geboren in Waalwijk, aan de noordelijke rand van de Loonse en Drunense Duinen, een gebied dat inmiddels bestempeld is tot nationaal park. Hij heeft goede herinneringen aan zijn jeugd in dat deel van Noord-Brabant.
Vlak na de oorlog was het daar dun bevolkt en er bewoog geen noemenswaardig verkeer. Wat overheerste was de stilte, de wijdsheid en de ongerepte schoonheid van een grenzenloze wereld
die ontdekt wilde worden.
Het graan stond manshoog in die landelijke streek waar hij als nieuwsgierige jongen rondstruinde - voor hem was het een betoverd woud van halmen waarin hij de kat achterna kon dwalen.
Maar al gauw kwam de tijd van de flowerpower, er dienden zich andere interesses en uitdagingen aan, zoals de overstap naar de universiteit van Tilburg waar hij later zijn studie sociale wetenschappen afrondde, met als specialisatie maatschappelijk werk en sociaal-cultureel vormingswerk. Een functie als socioloog heeft hij echter nooit bekleed, desgevraagd spreekt hij over een rijk geschakeerd werkzaam leven.
Na meer dan een halve eeuw in het zuiden te hebben gewoond verhuisde hij naar Groningen, waar hij vlak voor de pensioenleeftijd zijn vliegbrevet haalde.
Wat door de jaren heen onaangetast bleef, is zijn liefde voor taal en voor de mogelijkheden die dat medium biedt. In zijn oudste herinneringen ziet hij zich nog als schoolkind bezig op de mechanische schrijfmachine van zijn vader, net zo gefascineerd door het gezwaai van de hamertjes als door het resultaat van hun getik op het papier. Talen en dialecten ervaart hij als gerechten, hij meent dat je bij het uitspreken de volksaard kunt proeven. Naast reisverhalen in tijdschriften en een feuilleton in een bedrijfsblad verschenen van zijn hand essays over het onderwijs en de positie daarvan in de samenleving.
​
​
HET WAANZINNIGE PARADIJS is zijn romandebuut.