top of page

Aan het begin van de route gaat hij bij de rots zitten waarop gedenkplaten bevestigd zijn. Of het dezelfde zijn die hij elf jaar geleden heeft gezien, kan hij zich niet herinneren. Wel weet hij nog dat oom Theo erop heeft gewezen. Hij heeft gezegd dat ze voorzichtig moeten zijn, dat er met bergen niet te spotten valt. Sander vindt het opmerkelijk dat sommige feiten vervaagd of verdwenen zijn, terwijl andere details haarscherp blijven. Het kunnen een paar zinnen zijn, een enkel woord, of niet meer dan een gezichtsuitdrukking. Hij weet nog dat oom Theo priemend kijkt als hij zegt dat ze bewust moeten bewegen, dat ze niet mogen rondkijken tijdens het lopen. Altijd eerst stilstaan.

Na een kwartiertje voelt hij zich kalm worden. Hij neemt zich voor een gestaag tempo aan te houden en zich te concentreren op zijn ademhaling. Het pad gaat steil omhoog. Eerst langs een beek, dan zigzag door weilanden en kort daarna door een klein loofbos. Er ligt een dikke laag beukenblad, zijn stappen worden gedempt, de omgeving heeft een lieflijke uitstraling. Hij merkt het belang van zijn voornemen aandachtig te lopen. Als hij uit balans raakt, kost het kracht zijn evenwicht te herstellen. Hij vraagt zich af of dat ook voor emotionele uitglijders geldt, dat het dan moeilijker is om weer rustig te worden en dat het alleen al daarom beter is jezelf niet te laten meeslepen.

Verder omhoog houdt het loofhout op, de eerste dennen verschijnen. Met elke stap krimpen de huizen en het geluid van de Lütschine zakt weg. De stippellijn op de kaart zegt dat hij voorlopig in het zicht van het dal zal blijven, daarna draait het pad linksaf het hooggebergte in. Na het oversteken van enkele beekjes komt hij bij een dicht opeengepakt naaldbos. Aan weerskanten van het pad staan twee dennen, als wachtposten. Veel ouder dan hij zijn ze niet, naar de dikte van de stammen te oordelen. Hij wil ze groeten, als goedkeuring om verder te gaan. Hij spreidt zijn armen en zijn vingertoppen raken net niet de stammen. Zwijgend spreekt hij de bomen toe, als vergeten broers. Het lijkt of hij de energie kan voelen en zelfs ziet vibreren met een blauwachtig licht. Hij stelt zich voor dat hij wortels heeft die tot diep in de aarde reiken. Het hier-en-nu valt weg.

Als hij zijn hartslag controleert, is die tot zestig gedaald. Hij vindt het dennenbosje mooi. Het is er koel, de geur van hars is bedwelmend, er ligt een tapijt van dode naalden, het tegenlicht voegt een dimensie toe, breekbaar als fijn kristal. Het voelt als vertrouwd terrein, het lijkt op thuiskomen. Is met deze ervaring een herinnering uit zijn kindertijd verbonden? Hij weet van de reis met zijn ouders op tweejarige leeftijd, maar hij heeft daarvan geen beelden.

Hoger en hoger klimt het pad. Alles in het dal slinkt tot een maquette. De verstilde Lütschine beweegt niet meer, het geluid komt van een brede geul waar smeltwater doorheen kolkt, een hindernis die hij zich niet herinnert. Theo en hij zijn later in het seizoen geweest. Hij staat te dubben en wordt zich bewust van het gemak waarmee hij als jongen van rots naar rots zou zijn gesprongen, spelenderwijs, zonder na te denken. Hij overweegt de rugtas naar de overkant te gooien om meer bewegingsvrijheid te hebben, het belang van droge schoenen weegt zwaar. Na een minuut wikken en wegen neemt hij de sprongen die hem probleemloos naar de overkant brengen. Een uur later en veel hoger op de berg moet hij weer een beek oversteken, deze keer gaat het vanzelf. Het dal met de verwijzingen naar menselijk leven is verdwenen in de diepte.

Dan komt hij oog in oog met de rots waarop met rode verf geschreven staat dat hij op de helft is. Zo snel? Met een steek in zijn borst komt de herinnering. Op de heenweg heeft oom Theo hem daar een compliment gegeven en gezegd dat hij een doorzetter is. Bij de afdaling heeft Sander bij diezelfde rots van uitputting en angst zitten huilen, in elkaar gedoken als een hoopje ellende. De eerste impuls is doorlopen, zo snel mogelijk bij de rots vandaan die verrassend scherp in zijn geheugen staat. Hoeveel uren is hij nu op pad? Hier heeft hij niet op gerekend. Het is niet de bedoeling zo snel zo diep met het verleden te worden geconfronteerd, maar vluchten is uitstel van executie. Hij heeft zichzelf voor de gek proberen te houden, schokken als deze zijn te verwachten.

Met tegenzin doet hij zijn rugtas af voor een langere pauze. Sander concentreert zich op de signalen van zijn lichaam. Hij heeft erop gelet steeds een slok te nemen om uitdroging te voorkomen. Rustpauzes om het gewicht van zijn benen te halen zijn kort geweest. Maar nu hebben zijn spieren nieuwe energie nodig. Hij neemt enkele muesli-repen uit zijn tas. Hij wil goed voor zijn lijf zorgen, het moet hem een eind omhoog brengen en heelhuids weer terug. Daar zijn goed werkende ledematen en een helder hoofd voor nodig. Zijn keel voelt dik, slikken gaat moeilijker, hij hoopt dat het niet een opkomende verkoudheid is.

Lichamelijk uitgerust zet hij zijn tocht voort, maar onbestemde spanning blijft zijn metgezel. Het dringt pas tot hem door dat hij de boomgrens al lang achter zich heeft gelaten als hij een gletsjer zo dicht nadert dat hij het blauwe schijnsel in de spleten kan zien. De brede tong vertoont reusachtige scheuren, op sommige plekken vanaf de bovenrand tot helemaal beneden op de rotsen. De bovenkant van het ijs wordt bedekt door gruis, daartussen grotere rotsblokken. Het gras is spaarzamer geworden, het korstmos droger. Hier en daar bloeit gentiaan.

Tot zijn opluchting zijn er weinig sneeuwresten omdat de hellingen op het zuidwesten liggen. Hij moet van de ene markering naar de andere zien te komen, de route schijnt op goed geluk tussen het losse gesteente te lopen. De volgende lik verf op de stenen is in de verte maar net te zien. De kleur is veranderd van rood naar blauw met witte strepen, hij meent dat het iets met de moeilijkheidsgraad te maken kan hebben. Zijn stemming wiebelt tussen spanning en opwinding. Hij hoeft niet op hulp te rekenen als hij een misstap maakt, als hij zijn enkel verzwikt, of iets zou breken. Tijdens de rustpauze bij de rots met de rode letters heeft hij bedacht dat het een grote fout is geweest niemand te vertellen wat hij ging doen, niemand weet waar hij is. Net als toen? Heeft oom Theo wel tegen de hoteleigenaar gezegd wat het doel was? Waarom is er dan niemand gekomen?

HET WAANZINNIGE PARADIJS

fragment uit het vierde verhaal:

​

Sander

​

So, so you think you can tell

heaven from hell, blue skies from pain.

Can you tell a green field from a cold steel rail,

a smile from a veil, do you think you can tell?

​

WISH YOU WERE HERE - Roger Waters / David Gilmour

​

And when we're done soul searching

as we carried the weight, and died for a cause,

is misery made beautiful, right before our eyes,

will mercy be revealed or blind us where we stand?

Will we burn in heaven, like we do down here,

will the change come while we're waiting?

​

WITNESS - Sarah McLachlan / Pierre Marchand

​

Ik moet vechten met mijn engel

die de erfenis was

van mijn vader en moeder.

(…)

Misschien vermoord ik mijn engel.

Misschien vermoordt hij mij.

​

Anna Swirszczynska

​

Sometimes the insane and the contrarians

and the ones who are closest to suicide

are the most valuable people society has.

They may be precursors of social change.

They’ve taken the burdens of the culture onto themselves,

and in their struggle to solve their own problems

they’re solving problems for the culture as well.

​

LILA - Robert M. Pirsig

bottom of page