top of page

Afgelopen nachten niet best geslapen. Regelmatig hoor ik het doffe gerommel van opstijgende vliegtuigen, geloei van politiesirenes die zich door de stad haasten, in de verte vervliegende claxons van treinen. De dag na aankomst naar het centrum gelopen, een hele tippel. Later begon de regen met bakken te vallen. Ben een zelfbedieningsrestaurantje in gevlucht. De cassière bij de ingang keek me aan. ‘Good morning. How are you today,‘ zei ze. Ik zag haar lippen bewegen terwijl het geluid van de andere kant kwam, schuin achter me. Ze lachte – ik had naar een spiegel staan kijken die de hele muur besloeg. Eenmaal aan een tafeltje zag ik mezelf wel vijfentwintig keer, om gek van te worden. Zelfs de tafelbladen waren weerspiegelend. Ik was de enige klant en schuilde als Narcissus voor het noodweer. Een kortharig en stuurs iemand liep rond met een spuitbus en een lap om spiegels en tafels smetteloos te houden. Ze had de zwart omlijnde harde blik van een vrouw die zich in een mannengemeenschap in de transportwereld of de bouwsector heeft leren handhaven. Stond er tussen de resten van vervlogen hoop een batterij verbaal geschut op scherp, had ze zich omringd met een ondoordringbaar krachtveld? Ik durfde geen woord met haar te wisselen. Kan een schat van een mens geweest zijn, ik zou me akelig kunnen vergissen. Wie kan daar werken? Je kunt jezelf geen seconde ontlopen.

Eergisteren met Jake naar een baseball wedstrijd geweest. Twins en Redsocks, volksvermaak bij uitstek. Een hele happening. Hot dogs, hamburgers, bier, popcorn. Afgeladen stadion, veel working class en plattelandsbevolking. Allerlei rituelen en grapjes waarvan de betekenis aan mij niet besteed was. Dwalend door gangen en verdiepingen achter de tribunes trof ik tegen een wand twee rolstoelen. In de ene zat een lichamelijk en geestelijk gehandicapte man. De andere werd bezet door een heel jong iemand van wie ik niet kon zeggen of het een jongen of een meisje was. Vale gelaatskleur, ziekelijk mager, breekbaar. Slordig gelakte nagels. Gebleekte stekeltjes bij wijze van kapsel. De man grijnsde, maakte ongecontroleerde bewegingen met z’n handen waarvan de vingers gekromd waren. Ze zoenden elkaar hartstochtelijk op de mond, schokkend en wiebelend in hun voertuigjes. De man grabbelde een papieren servetje uit z’n binnenzak, vouwde het omslachtig open, frommelde een van de hoeken boven in het T-shirt van de jonge persoon. Toen ik terugkwam met de hot dogs die ik voor Jake en mij had gekocht, was de man de ander aan het voeren met iets dat op ijs leek. De helft drupte langs het gezicht van het broodmagere wezentje, de man deed met veel omhaal z’n best om het op te scheppen, als een moeder die een kind voert. Schaamteloos heb ik staan kijken. Fascinerend – hoe zou hun bewustzijn werken, hoe zouden zij ons zien?

Na de wedstrijd heeft Jake me meegenomen naar een restaurant op de bovenste verdieping van een wolkenkrabber. Miljoenen lichtjes tot aan de horizon. Het verkeer scharrelde als mieren door de glinsterende straten. Het regent hier veel. Aan de bar hing een opgeblazen vent, stomdronken. Tweede generatie, zo werd ons ongevraagd meegedeeld, z’n ouders waren uit Noorwegen hierheen gekomen. Hij vertelde Atlas Shrugged van Ayn Rand te hebben gelezen.

‘You’re from Europe, do you think the creative people are finished?’ vroeg hij aan mij. De geografische nabijheid van ons beider herkomst leek hem hoop te geven. ‘The masses go by the state. The creative people don’t. For them the state is bad. Fuck the state,’ vervolgde hij, ‘fuck the state.’ Hij herhaalde dat nadrukkelijk een keer of vijf, als een haperende langspeelplaat, met alle overtuiging die hij in z’n toestand kon opbrengen. Ik heb hem wat opgebeurd. Dat lukte wonderwel, met hem in z’n voorgeweekte staat van zijn.

‘The creative people don’t go by the state, they go by themselves,’ antwoordde ik. Dat zette hem aan het denken. Met weloverwogen gebaren nam hij een slokje en zette zijn glas weer op de bar. In z’n pafferige hoofd brak de zon door, hij vond het kennelijk prachtig.

‘I’ll remember that. God bless you, God bless you.’

Hij pakte m’n hand en kuste die. Voor de zoveelste keer bood hij iets te drinken aan. Zonder enige waarschuwing werd het lelijk. Ik zag het niet aankomen. Nog steeds begrijp ik niet waar het vandaan kwam. Lag het in het verlengde van dat boek? Ik had het gelezen, jaren en jaren geleden. Dat en The Fountainhead, dat ze als opmaat had geschreven. Ondanks alles had het me geboeid, de kunst om haar visie in zo’n wijdlopig plot te verpakken. Gelukkig was er was niemand in de buurt die het had kunnen opvangen toen hij plompverloren over Hitler begon.

‘You know, I think he was right.’

We zijn snel daarna opgestapt. Hier thuis heb ik onder de douche extra aandacht besteed aan de hand die de man als doelwit voor z’n dankbaarheid had gebruikt. Ik moest denken aan Ayn Rand, aan wat ik me herinnerde van haar opvattingen. Misschien heeft ze geweten dat haar uit hun verband gerukte overtuigingen misbruikt werden als bijbelcitaten door predikers van een economie gebaseerd op een meedogenloze vrije markt – met als gevolg dat we nu aan de rand van de afgrond staan.

Gisteren op de terugweg van weer een dagje slenteren de bus genomen. De route liep door een oorspronkelijk gedeelte van de stad. Vervallen huizen en verwaarloosde stukken tuin. Oude bakstenen gebouwen, afgebladderde verf, ingegooide ruiten. Veel zwarte mensen en wat ze white trash noemen. Het liep tegen de avondspits, bij elke halte stapten mensen in en uit die van hun werk kwamen. In zichzelf gekeerde mannen met versleten aktentassen. Broodtrommeltje, blikje fris, uitgedoofd gezicht. Gestresste moeders op weg naar hun gezin. Geen vrolijke praters of blije snoeten. What if God was one of us, just a slob like one of us, just a stranger on the bus, trying to make His way home, like a holy rolling stone, back up to heaven all alone. Joan Osborne had het goed gezien.

HET WAANZINNIGE PARADIJS

fragment uit het tweede verhaal: 

​​

Theo

​

Zij die ernst willen maken met hun overtuiging dat liefhebben

het enig redelijke antwoord is

zullen dan tot de conclusie komen dat zich

zeer radicale veranderingen in onze samenleving moeten voltrekken.

​

LIEFHEBBEN, EEN KUNST, EEN KUNDE - Erich Fromm

​

Don’t fear the death

of that which is known.

If you die to the temporal

you will become timeless.

​

Jalal ad-Din Mohammad Balkhi (Rumi)

(vert. Fereydoun Kia)

bottom of page